Sandra: "Eindelijk ben ik niet meer boos."
Onlangs meldde Sandra zich in mijn praktijk. Ze vertelde over een groot conflict op haar werk. Het boterde al tijden niet tussen haar en haar collega’s. Ook met haar leidinggevende liep het steeds stroever. Sandra had het gevoel dat ze met z’n allen tegen haar samenzweren en ook van haar af willen. Op een dag barstte de bom. Tijdens een overleg werd Sandra weer ontzettend boos en stapte op met de woorden: “Zoek het allemaal maar uit!”
Dit is haar verhaal.
Hier loopt ze tegenaan
“Op mijn werk doe ik altijd ongelooflijk mijn best. Ik werk me drie slagen in de rondte. Ik probeer onmogelijke deadlines te halen. Ja, ik trek ook werk naar me toe als anderen het niet direct oppakken. En ik probeer het dan ook zo perfect mogelijk af te leveren. Maar niemand is blij met wat ik presteer. Ik hoor alleen maar commentaar! Doe ik daar al die moeite voor?”
Ondertussen mijden Sandra’s collega’s haar steeds meer vanwege haar scherpe tong en klagen ze over haar bij hun leidinggevende.
Dit blijkt haar in de weg te zitten
Samen gaan we op onderzoek. Diep van binnen voelt Sandra zich een buitenbeentje. Van jongs af aan heeft ze al het gevoel er niet bij te horen. Er komen bij haar beelden op van haar familie van moeders kant. Haar vader was daar niet welkom, maar haar moeder trouwde toch met hem. De familie neemt haar moeder dat enorm kwalijk en laat dat steeds weer merken als haar moeder – zonder man, Sandra’s vader! – haar familie bezoekt.
Sandra pikt dit al heel jong op. Onbewust gaat ze ongelooflijk haar best doen in de hoop dat dat zou gaan afstralen op haar vader. Want als hij zo’n leuke dochter heeft dan mag haar vader er toch bij horen? Haar inspanningen worden niet beloond: het contact tussen de familie en haar ouders blijft omgeven met ruzies. Sandra’s ouders blijven de zwarte schapen van de familie.
Zo kan ze weer verder
Sandra vindt de moed om haar hart te openen voor de onmacht, de angst en het verdriet in haar jeugd. Ze beseft welke onmogelijke taak ze als klein meisje op zich heeft genomen. Dat deed ze uit loyaliteit naar haar vader – en vanuit een diep verlangen een plek te hebben in haar moeders familie. Ze erkent dit buitengesloten meisje en sluit haar in haar hart. Zo vindt ze langzaam maar zeker een liefdevolle bedding in zichzelf. “Ik voel me nu thuis bij mezelf. Ik hoef niet langer erkenning af te dwingen. Niet met te hard werken, en zeker niet met een scherpe tong. Eindelijk ben ik niet meer boos.”