blog: boosheid zijn jouw grapjes om te lachen?

Het is veelvuldig in het nieuws. Vrijheid van meningsuiting, en dan vooral de vrijheid om grappen te mogen maken over kenmerken van geloofsovertuigingen van anderen. In de tijd rond de aanslag op Charlie Hebdo kwam een cliënte bij mij in de praktijk die erg was geschrokken van het effect van één van haar grapjes. Het zette haar, en mij, aan het denken.

Op het oog lijkt het tegenover elkaar te staan: de cartoons (die staan voor vrijheid) en de moorden (die staan voor onvrijheid). Maar hoe verschillend zijn ze eigenlijk? Waarom zou je eigenlijk grapjes willen maken over zaken die voor anderen heel gevoelig liggen? Is het nodig om te bewijzen of te ervaren dat je vrij bent in het uiten van je mening, ongeacht hoe je daarmee een ander raakt? Zit jóu dan eigenlijk iets dwars?

Destijds kwam een cliënte in de praktijk, ik noem haar hier Suzan. Ze had een grapje gemaakt tegen haar partner en die was daar woest om geworden. Het voelde als messteken, in stukken gehakt worden. Passieve agressie! De relatie werd beëindigd. Suzan snapte er helemaal niets van: zo’n onschuldig grapje, met zulke verstrekkende gevolgen! Het lijkt wel Parijs, zegt ze nog…

We kijken samen naar haar grapje. Op het oog onschuldig maar als we dieper kijken en voelen blijkt er veel onder te zitten. Haar partner bleek in de periode daarvoor nogal wat (oude angst en pijn) getriggerd te hebben bij Suzan. Geen van beiden waren zich dat bewust. Maar ondertussen zette het wel van alles in werking. Bij Suzan was onbewust – en onbedoeld! – oude pijn aangeraakt: ik mag er niet zijn, ik ben niet belangrijk, ik mag het niet op mijn manier doen. Deze boodschap kende ze nog van vroeger en daar kon ze maar op één manier mee omgaan: niet meer voelen! Ze heeft geleerd zich af te sluiten voor die pijn maar…. daarmee zet ze zichzelf onbewust gevangen.


Omdat ze dat zelf niet beseft, denkt ze dat de ander dat doet en dus wordt ze boos. Kort gezegd: om haar eigen pijn niet te voelen, wordt ze boos op een ander.


Dit speelde zich allemaal onbewust af. Maar ondertussen was Suzan woest! Zonder dat ze dat voelde. En die boosheid moest er toch ergens uit. Afhankelijk van je eigen conditioneringen en de cultuur zoekt die boosheid een uitingsvorm (bijvoorbeeld ruzie, fysiek geweld gebruiken, al dan niet met wapens). Zij mocht en kon niet boos zijn in de vorm van expliciete daden dus kwam het er in de vorm van woorden uit. Venijn, mes-scherpe woorden. Verpakt in een grapje. Maar wel op een manier waarmee ze de ander in zijn gevoelige kant kon raken. Want die moest pijn lijden. Omdat ze dat zelf niet kon. En zonder dat ze dat zelf bewust was.

In de sessie nam ze de verantwoordelijkheid over haar pijn terug. Ze besefte haar onvermogen te dealen met haar pijn, ze kon de pijn alsnog doorleven en voelde vervolgens dat ze er wèl mee kon dealen. Nu hoeft ze het niet meer af te reageren op een ander. Ze respecteert de gevoeligheden van de ander en doet zichzelf ook geen geweld meer aan (namelijk zich afsluiten voor haar gevoel, zich gevangen zetten).

Boos zijn is een prima emotie. Het geeft jou het signaal dat er iets gebeurt dat je raakt, op een pijnlijke manier. Maar dan gaat het erom: wat doe je met die boosheid? Weet je dat je eigenlijk pijn voelt? En wat zegt die pijn over jou? Hoe ga je daar mee om? Zodra de boosheid gericht is op een ander, is dat een teken dat je iets dwars zit. Of je nou naar de ander wijst met woorden, het potlood of wapens … Dan wordt het tijd om niet langer vanuit slachtofferschap je af te reageren (en daardoor dader te worden), maar verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen daden.

Het is oneindig veel heilzamer – voor jezelf, voor de ander, voor de wereld – om te gaan onderzoeken wat je nou zo boos maakt, je motieven om een ander pijn te willen doen, dan dat je het in welke vorm dan ook afreageert omdat jíj er niet mee kan dealen.

naar vorige pagina

Copyright 2024 - Carla Trappenburg, hartepad